Koenigsegg ziet de toekomst in dieselhybrides
Het uitgangspunt van de Koenigsegg-oprichter is vrij eenvoudig. In reëel gebruik zou een auto het overgrote deel van de tijd elektrisch kunnen rijden, met een aanzienlijk kleinere batterij dan bij een elektrische langeafstandsauto. De dieselmotor zou slechts sporadisch ingrijpen, bij langere ritten, idealiter op hernieuwbare brandstof. Dat zou volgens hem leiden tot lichtere voertuigen, met een lagere grondstoffenbehoefte en mogelijk een gunstiger milieu-impact over de volledige levenscyclus dan een elektrische auto vol zware batterijen. Een eigenzinnige redenering, maar wel coherent coming van iemand die zijn carrière bouwde rond het schrappen van overbodige kilo’s.
Een piste die vroegtijdig werd verlaten
Het idee is nochtans niet nieuw. In het verleden brachten constructeurs dieselhybrides op de markt (zoals Peugeot), en sommige merken hebben ze nog steeds in hun gamma (Mercedes). Dat deze technologie bijna volledig verdwenen is, heeft minder met techniek te maken dan met politiek en imago. Het Dieselgate-schandaal heeft het imago van diesel zwaar beschadigd, waardoor constructeurs liever snel een punt zetten achter deze oplossing. Vandaag verandert het klimaat echter. Het Europese discours rond de doelstelling van 2035 wordt minder dogmatisch en laat opnieuw ruimte voor een technologisch in plaats van ideologisch debat. In dat licht klinkt Koenigseggs uitspraak minder als provocatie dan als een nuttige herinnering: elektrificatie is geen geloof, maar een instrument. En in sommige gevallen zou een dieselhybride wel eens een onvolmaakte, maar slim pragmatische oplossing kunnen zijn.